zondag 2 oktober 2011

De oudste Nederlandse woorden

LinguaLog is jarig geweest en heeft twee mooie boeken gekregen, beide een soort taalencyclopedieën, die je wel even van de straat houden.
Die boeken zijn samengesteld door Nicoline van der Sijs, een taalkundige en etymologe die al meer van dit soort boeken gepubliceerd heeft. Zij schrijft vooral over de geschiedenis van het Nederlands en de etymologie van de Nederlandse woordenschat. In 2010 heeft zij de website etymologiebank.nl opgericht, een verzamelbank van etymologische woordenboeken.
Een van die boeken is een soort taalkalender van het Nederlands: alle belangrijke taalfeiten sinds de verovering van onze streken door Julius Caesar op een rijtje. Die feiten had Van der Sijs al eerder verzameld in haar Chronologisch Woordenboek uit 2002. Zoals dat in onze moderne tijd helaas gaat, is dat boek, nadat de eerste oplage uitverkocht was, niet meer herdrukt. Gelukkig is het wel te downloaden via de site www.dbnl.nl, de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren, waar heel veel oude Nederlandse boeken en literatuur te vinden zijn.

Zo kwam LinguaLog het oudste Nederlandse woord tegen. Dat is het woord wad, doorwaadbare plaats. Het dateert uit het jaar 107, dat wil zeggen: uit dat jaar dateert de tekst waarin het vermeld wordt. Het gaat om het Betuwse dorp Wadenoijen, waarvan de naam afgeleid is van wada (vada) en oye (weideland). Wad is trouwens niet afgeleid van Waddenzee, want die bestond in die tijd nog niet. Het woord komt ook in het Latijn voor, vadum, met dezelfde betekenis.

Wad is trouwens geen Latijns leenwoord: zoals trouwe lezers van LinguaLog hebben kunnen lezen, stammen beide talen af van het Indo-Europees. Er zijn 'oerwoorden', woorden die van alle tijden en plaatsen zijn (zoals telwoorden en familierelaties), en daartoe behoort ook het waden door ondiep water (in het Latijn vadere).

Het tweede woord is het telwoord twee, voor het eerst opgetekend ca. 230.

Het derde woord uit het Nederlands dateert uit ca. 300: tricht/trecht. Dat is een Latijns leenwoord, traiectum, dat ook oversteekplaats betekent. We komen het nog tegen in namen als Utrecht, Maastricht en Dordrecht.
Er is nog een woord met dezelfde betekenis: voorde. De eerste vermelding is uit 779 en we zien het nog in Amersfoort en Helvoirt, en buiten het Nederlands in Frankfurt en Oxford. Voorde hoort bij het werkwoord varen, in de betekenis van gaan.

Voor geïnteresseerden zijn hier de gegevens:
Nicoline van der Sijs, Calendarium van de Nederlandse Taal, Sdu Uitgevers, ISBN 9789012117371.

Het tweede boek dat LinguaLog gekregen heeft, is een leenwoordenboek. Daarover in een latere column meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten